Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in oktober 2024 (2024)

In dit artikel

Wet zorg en dwang

Rechtbank Rotterdam, 18-06-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:10458

In deze zaak vraagt een vrouw om schadevergoeding op basis van artikel 44 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De vrouw werd op 28 maart 2024 met een inbewaringstelling opgenomen in een zorginstelling omdat haar thuissituatie onhoudbaar was. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had daarvoor een verzoek tot rechterlijke machtiging ingediend. De rechtbank wees dit verzoek op 4 april 2024 af omdat de vrouw geen verzet toonde en dus niet voldeed aan de criteria voor een onvrijwillige opname. De vrouw claimde dat haar verblijf na het verstrijken van de inbewaringstellingstermijn op 31 maart 2024 onrechtmatig was omdat het CIZ geen machtiging voor voortzetting had aangevraagd en het verzoek niet had ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat het verblijf niet onrechtmatig was omdat de vrouw geen verzet toonde en er vanaf die datum geen sprake meer was van een onvrijwillige opname. Er was dus geen grond voor schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Rechtbank Den Haag, 24-10-2024 (datum publicatie: 27-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:17346

In deze zaak vraagt verzoekster om schadevergoeding omdat ze vindt dat haar verblijf in een zorginstelling onrechtmatig was. Ze stelde dat de zorgaanbieder een inbewaringstelling (IBS) had moeten aanvragen toen ze aangaf niet te willen blijven. De rechtbank oordeelt echter dat verzoekster vrijwillig was opgenomen op basis van eerdere instemming met opname in een verzorgingshuis. Haar verzet na opname was wisselend, wat volgens de rechtbank een rechterlijke machtiging rechtvaardigde in plaats van een IBS. De zorgaanbieder handelde correct door het verzet eerst te monitoren en pas later de machtiging aan te vragen. Omdat de zorgaanbieder de wet heeft nageleefd, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af.

Rechtbank Den Haag, 24-10-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:17263

In deze zaak verleent de rechtbank een opvolgende machtiging voor de voortzetting van het verblijf van cliënt met een licht verstandelijke beperking en een schizo-affectieve stoornis in een zorginstelling. De rechtbank besluit op grond van artikel 38 lid 6 van de Wet zorg en dwang tot verder onderzoek door een onafhankelijke deskundige, omdat er onduidelijkheid bestaat over de precieze diagnose en de benodigde zorg. Tijdens de zitting blijkt dat cliënt een voorgeschiedenis van ernstige psychische klachten heeft, waaronder suïcidaal gedrag en psychotische symptomen. Ondanks tijdelijke stabilisatie blijft ze kampen met somberheid en suïcidaliteit en verzet ze zich tegen de huidige opname. Haar advocaat pleit voor afwijzing dan wel verder onderzoek naar de diagnose en behandeling van cliënt. De rechtbank stelt een deskundigenonderzoek in om te bepalen welke diagnose het meest voorliggend is en welke zorg en accommodatie het beste passen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2024 (datum publicatie: 14-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6814

De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor betrokkene die lijdt aan schizofrenie en psychotische symptomen. Betrokkene vertoonde agressief gedrag en verwaarloosde zijn woning, wat leidde tot meerdere overplaatsingen. Ondanks eerdere vrijwillige medicatie weigert hij soms zijn medicatie waardoor zijn toestand verslechtert. Daarom is verplichte zorg noodzakelijk om ernstig nadeel, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, te voorkomen. De machtiging omvat het toedienen van medicatie, medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7127

De rechtbank verleent een machtiging voor de gedwongen opname van een cliënt met dementie voor zes maanden. De cliënt wilde thuis blijven wonen en gaf aan dat het goed met hem ging, maar de casemanager wijst op verontrustende symptomen zoals hallucinaties, verwaarlozing, en gevaarlijke situaties thuis (zoals pannen op het vuur laten staan en het niet innemen van medicatie). Omdat de cliënt intensieve zorg en toezicht nodig heeft, achtte de rechtbank opname noodzakelijk om ernstig nadeel te voorkomen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-10-2024 (datum publicatie: 23-10-2024) ECLI:NL:RBZWB:2024:7084

De rechtbank heeft een machtiging verleend voor de gedwongen opname van een persoon met het syndroom van Korsakov voor zes maanden. Deze persoon, eerder aangetroffen in een verwaarloosde en verwarde toestand, kan niet zelfstandig voor zichzelf zorgen en vertoont risicovol gedrag, zoals alcoholmisbruik en agressie. Tijdens een eerdere opname kwam het regelmatig tot incidenten, waaronder angstig gedrag met een mes en het slaan van een verpleegkundige. Om ernstig nadeel zoals verwaarlozing, lichamelijke schade en maatschappelijke teloorgang te voorkomen, acht de rechtbank opname en verblijf in een zorginstelling noodzakelijk. De nieuwe diagnose en de ambivalente houding van de betrokkene ten opzichte van zorgverlening rechtvaardigen deze rechterlijke machtiging.

Rechtbank Den Haag, 16-10-2024 (datum publicatie: 23-10-2024) ECLI:NL:RBDHA:2024:17201

De rechtbank heeft een rechterlijke machtiging van zes maanden verleend voor de gedwongen opname van een cliënt met dementie. De cliënt vertoont ernstige desoriëntatie, geheugenproblemen, paniekreacties, en kan niet meer voor zichzelf zorgen. In de thuissituatie zou dit leiden tot ernstig nadeel zoals lichamelijk letsel, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De cliënt verzet zich tegen de opname en weigert hulp. Omdat er geen minder ingrijpende oplossingen mogelijk zijn en de zorgbehoefte te groot is voor thuiszorg, acht de rechtbank de opname noodzakelijk en passend om het ernstige nadeel te voorkomen.

Rechtbank Den Haag, 15-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16695

De rechtbank heeft op 5 september 2024 een verzoek om een rechterlijke machtiging voor de opname van een cliënt met een geschiedenis van cocaïneverslaving en posttraumatische stressstoornis (PTSS) afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de psychische stoornissen van de cliënt op de voorgrond staan en dat er onvoldoende bewijs was om de licht verstandelijke beperking definitief vast te stellen. Omdat er geen dringende noodzaak was om de cliënt gedwongen op te nemen onder de Wet zorg en dwang, werd het verzoek afgewezen. De rechtbank besloot dat de situatie van de cliënt beter zou passen onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

Rechtbank Den Haag, 15-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16691

De rechtbank heeft een verzoek om een rechterlijke machtiging voor de opname van een 97-jarige cliënt afgewezen. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van een diagnose van een uitgebreide neurocognitieve stoornis. Tijdens de zitting heeft de cliënt betwist dat er sprake was van ernstig nadeel en heeft zij aangegeven niet gedwongen te willen worden opgenomen. De casemanager verklaarde dat de cliënt hulp nodig heeft, maar dat haar sociale netwerk beperkt is. Ze ontvangt thuiszorg maar weigert hulp bij zelfzorg, wat heeft geleid tot verschillende gezondheidsproblemen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er sprake is van enige problemen, deze niet ernstig genoeg zijn om inbreuk te maken op de vrijheid van de cliënt. De rechtbank wees het verzoek af en stelde dat financiële risico's door een bewindvoerder konden worden verholpen.

Rechtbank Den Haag, 15-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16694

De Rechtbank Den Haag heeft op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een zorgmachtiging verleend voor een betrokkene, die lijdt aan een bipolaire stoornis met depressieve episoden en suïcidale neigingen. Betrokkene was eerder opgenomen voor depressieve klachten en heeft tijdens periodes van decompensatie zorg afgehouden. Betrokkene is momenteel niet in staat om zichzelf te verzorgen en zijn nierfunctie vereist dialyse, wat hij in periodes van decompensatie af kan wijzen. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en verwaarlozing. De zorg omvat medicatietoediening, medische controles, bewegingsbeperkingen, en opname in een accommodatie. Het verzoek om aanvullende vormen van zorg, zoals toezicht of onderzoek, werd afgewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-10-2024 (datum publicatie: 04-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6704

De rechtbank heeft op grond van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang een rechterlijke machtiging voor zes maanden verleend voor de gedwongen opname en verblijf van een vrouw met gevorderde dementie, ondanks haar verzet. De vrouw wilde thuis blijven wonen, maar de rechtbank achtte dit onverantwoord vanwege ernstige psychogeriatrische klachten, waaronder geheugenverlies en desoriëntatie. Haar echtgenoot kan de zorg door eigen gezondheidsproblemen niet meer aan en eerdere ambulante zorg bleek onvoldoende.

Rechtbank Den Haag, 10-09-2024 (datum publicatie: 10-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16034

De rechtbank heeft een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om de inbewaringstelling van een cliënt voort te zetten, afgewezen. De cliënt, die lijdt aan psychogeriatrische aandoeningen, wilde naar huis terugkeren en had steun van zijn familie en de specialist ouderengeneeskunde. Ter zitting bleek dat er een minder ingrijpend alternatief was om eventuele risico's af te wenden, namelijk dagelijkse thuiszorg en extra ondersteuning door de familie. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling niet noodzakelijk was en wees het verzoek daarom af.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-09-2024 (datum publicatie: 04-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6701

De rechtbank heeft op grond van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang een machtiging voor zes maanden verleend voor de gedwongen opname en verblijf van een vrouw met dementie en ernstige lichamelijke klachten. Ondanks haar verzet tegen opname, werd de machtiging noodzakelijk geacht vanwege de onhoudbare thuissituatie. De vrouw is volledig afhankelijk van haar partner die overbelast is geraakt en niet meer met haar somberheid en uitspraken over euthanasie en zelfmoord kan omgaan. De vrouw heeft intensieve 24-uurs zorg nodig, wat in de thuissituatie niet langer haalbaar is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-09-2024 (datum publicatie: 04-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6697

De rechtbank heeft een machtiging verleend voor de gedwongen opname en verblijf van een cliënt met Alzheimer. Dit gebeurde op grond van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft om een verlenging van de machtiging voor twee jaar gevraagd. Tijdens de zitting verklaarde de cliënt dat ze graag naar huis wil en denkt dat ze in staat is om zelfstandig te wonen. De specialist ouderengeneeskunde stelde daarentegen dat de cliënt 24-uurs zorg en toezicht nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen en dat er geen minder ingrijpende opties beschikbaar zijn.

Rechtbank Den Haag, 17-09-2024 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16037

De rechtbank heeft een rechterlijke machtiging verleend voor de opname en verblijf van een vrouw met een ernstige neurocognitieve stoornis, waaronder dementie en angststoornissen. De vrouw wil graag naar huis, en haar dochter is bereid om voor haar te zorgen met steun van thuiszorg en dagbesteding. Vanwege het intensieve zorgniveau dat nodig is en eerdere conflicten tussen moeder en dochter, acht de rechtbank dit niet verantwoord. De rechtbank concludeert dat de vrouw ernstige zorg nodig heeft die thuis niet haalbaar is. Er is al sprake geweest van incidenten, zoals fysiek geweld en dreigementen, waardoor de rechtbank vreest voor de veiligheid van beide partijen bij een thuiszorgsituatie.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-09-2024 (datum publicatie 01-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6463

De rechtbank deed uitspraak over een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een 82-jarige cliënt met dementie (Alzheimer). De rechtbank verleende de machtiging voor zes maanden, omdat de cliënt ernstige problemen vertoonde (desoriëntatie en geheugenstoornissen) en er geen ziektebesef was. De cliënt weigerde hulp en had behoefte aan 24-uurs zorg, terwijl haar dochters overbelast raakten door de zorg. Ondanks haar verzet tegen opname, oordeelde de rechtbank dat deze noodzakelijk was om ernstig nadeel, zoals lichamelijke verwaarlozing en psychische schade, te voorkomen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2024 (datum publicatie: 03-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6557

De rechtbank heeft een machtiging verleend voor de voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken. Het verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vanwege de ernstige zorgen over het gedrag en de veiligheid van de cliënt, die lijdt aan dementie. Tijdens de zitting verklaarde de cliënt dat hij naar huis wil. De behandelend arts en de familie benadrukten echter dat de cliënt onveilig gedrag vertoont, zoals dwalen en suïcidale uitingen. De rechtbank concludeerde dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om de cliënt en zijn omgeving te beschermen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2024 (datum publicatie: 03-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6556

In deze zaak heeft de rechtbank op grond van artikel 37 van de Wet zorg en dwang een machtiging verleend voor de voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken. Het verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) vanwege zorgen over het gedrag en de veiligheid van de cliënt, die lijdt aan een verstandelijke beperking en een autisme spectrum stoornis. Ze is in het verleden op grond van een psychiatrisch toestandsbeeld met een zorgmachtiging opgenomen geweest. Op basis van observaties is die diagnose bijgesteld, in de zin dat is gebleken dat bij client nu haar verstandelijke beperking op de voorgrond staat. De rechtbank oordeelt dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, waardoor voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was.

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Rechtbank Rotterdam, 15-10-2024 (datum publicatie: 28-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:10469

Het gaat hier om een klacht en verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 10:7 en artikel 10:11 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Er zijn volgens de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven voor de intramusculaire depotmedicatie. Verzoeker is eerder namelijk door de inzet van orale medicatie ontregeld geraakt. De rechtbank begrijpt dat het voor verzoeker zwaar is dat hij prikken krijgt. Dat betekent echter nog niet dat de intramusculaire toediening van medicatie uit verhouding is tot het doel dat deze medicatie heeft, namelijk dat het goed gaat met verzoeker. Ook is voldoende onderbouwd dat deze toediening doelmatig is. Volgens zowel verweerder als de advocaat gaat het ook beter met verzoeker. Er is daarom ook geen reden om de verzochte schadevergoeding toe te kennen.

Rechtbank Den Haag, 15-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16693

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene die lijdt aan persisterende psychotische belevingen. Ondanks haar verzet tegen de opname, oordeelde de rechtbank dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel (psychische schade, verwaarlozing) af te wenden. Betrokkene heeft hulp nodig om haar gezondheid te stabiliseren, maar kan niet zelfstandig functioneren. De zorg omvat onder andere medicatietoediening, medische controles, bewegingsbeperkingen en opname in een GGZ-instelling. De machtiging wordt voor 12 maanden verleend.

Rechtbank Amsterdam, 09-10-2024 (datum publicatie: 31-10-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:6327

De rechtbank heeft een verzoek om een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie voor een 85-jarige vrouw met psychotische symptomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van een psychische stoornis. De medische verklaringen waren niet onderbouwd met relevante observaties en er was geen aanvullend onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken zoals dementie.

Rechtbank Rotterdam, 07-10-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:10464

Het gaat hier om een schriftelijke uitwerking van de beslissing op het verzoek tot schorsing van de beslissing waartegen de klacht op grond van artikel 10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is gericht. De rechtbank begrijpt dat het voor verzoekster zwaar is dat zij bijwerkingen van medicatie ervaart. Dat betekent echter nog niet dat die medicatie uit verhouding is tot het doel dat de medicatie heeft, namelijk dat het goed gaat met verzoekster, en het effect als verzoekster ermee stopt. De rechtbank ziet geen reden om gebruik te maken van haar bevoegdheid tot schorsing van het besluit tot het verlenen van de vorm van verplichte zorg “toedienen van medicatie”, in afwachting van de beslissing op het klachtverzoek van verzoekster door de rechtbank. Het verzoek om de verplichte zorg te schorsen zal dan ook worden afgewezen.

Rechtbank Amsterdam, 01-10-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:6154

In deze zaak verzoekt de officier van justitie om een zorgmachtiging voor verplichte zorg voor een persoon met schizofrenie, zoals bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank Amsterdam heeft het verzoek beoordeeld ondanks dat de onafhankelijk psychiater betrokkene niet fysiek kon onderzoeken vanwege weigering van medewerking. De psychiater heeft echter wel dossieronderzoek verricht en informatie van derden ingewonnen, wat de rechtbank voldoende achtte voor een zorgvuldig onderzoek. De advocaat van betrokkene stelde dat de medische verklaring ontoereikend was en vroeg om aanhouding van de zitting, dan wel afwijzing van het verzoek, omdat betrokkene zich verzette tegen verplichte zorg en bereid zou zijn vrijwillig mee te werken. De rechtbank oordeelde echter dat betrokkene onvoldoende ziektebesef en -inzicht heeft en dat zonder verplichte zorg een groot risico bestaat dat hij de behandeling zal vermijden, wat zou leiden tot psychotische symptomen en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg nodig is om ernstig nadeel, zoals ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang, te voorkomen. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden en omvat medicatietoediening, medische controles, beperkingen in bewegingsvrijheid, beperkingen in vrijheid van levensinrichting, en mogelijke opname in een accommodatie.

Rechtbank Amsterdam, 01-10-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:6154

Het gaat hier om een beschikking van de rechtbank naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijke psychiater betrokkene niet heeft kunnen onderzoeken omdat betrokkene zich hier telkens tegen verzet, op basis van dossieronderzoek en informatie van derden heeft de psychiater toch geprobeerd een actueel beeld te krijgen van de gezondheidstoestand van betrokkene. Er is derhalve sprake van zorgvuldig onderzoek. De rechtbank is met de behandelaars van oordeel dat betrokkene verdere ondersteuning en behandeling nodig heeft vanuit de zorgmachtiging om te voorkomen dat hij stopt met de medicatie met alle gevolgen van dien. Bij decompensatie loopt betrokkene het risico dat hij zijn woning zal verliezen en verder maatschappelijk teloorgaat.

Rechtbank Rotterdam, 21-10-2024 (datum publicatie 23-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:10459

De rechtbank heeft in deze zaak besloten om de machtiging voor de voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor betrokkene, die lijdt aan een bipolaire stoornis en katatonie, aan te passen. De wijziging betrof de toevoeging van verplichte zorgmaatregelen, waaronder het toedienen van vocht en voeding en het beperken van het recht op bezoek. Betrokkene vertoont ernstige symptomen van katatonie, waardoor ze niet in staat is om zelf te eten, drinken, of keuzes te maken. Omdat eerdere behandelingen niet effectief waren, werd besloten tot elektroconvulsietherapie (ECT). De rechtbank oordeelde dat ECT onder de reeds goedgekeurde zorgmaatregel "andere medische handelingen en therapeutische maatregelen" valt, en dat de behandeling dus door mag gaan. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde zorgmaatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-09-2024 (datum publicatie: 18-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6996

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor een betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis en ernstig nadeel ondervindt. Ondanks haar bereidheid om zorg te ontvangen, acht de rechtbank het noodzakelijk om verplichte zorg te verlenen vanwege eerdere problemen met medicatie en ambulante hulpverlening. De machtiging geldt voor drie maanden en omvat onder andere het toedienen van medicatie, medische controles, opname en beperkingen in de bewegingsvrijheid. De rechtbank is van mening dat betrokkene na deze periode mogelijk in staat is zorg vrijwillig te ontvangen.

Parket bij de Hoge Raad, 27-09-2024 (datum publicatie: 18-10-2024), ECLI:NL:PHR:2024:1001

De Procureur-Generaal adviseert de beslissing van de rechtbank te vernietigen, omdat de rechtbank ten onrechte concludeerde dat betrokkene niet bereid was zich te laten horen. De rechtbank negeerde belangrijke verklaringen van de advocaat en de moeder van betrokkene, die duiden op de wens van betrokkene om gehoord te worden en een verklaring voor haar afwezigheid (een gebroken enkel). Er werd onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om betrokkene telefonisch of thuis te horen. De klacht over het uitstelverzoek wordt verworpen, omdat het verzoek niet deel uitmaakte van het dossier. De conclusie is dat de zaak opnieuw moet worden beoordeeld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-09-2024 (datum publicatie: 23-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7090

De rechtbank heeft een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte gezondheidszorg, verleend voor een persoon met een waanstoornis en psychotische klachten. De betrokkene accepteerde aanvankelijk vrijwillige zorg, maar er ontstond steeds meer weerstand, waardoor de inzet van verlichte zorg vereist was. De machtiging betreft het toedienen van medicatie, medische controles, opname en beperking van bewegingsvrijheid. Het verzoek om extra medische handelingen werd afgewezen. .

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-09-2024 (datum publicatie: 23-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7088

In deze zaak heeft de rechtbank een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, verleend voor betrokkene, die lijdt aan een psychotische stoornis. Deze stoornis heeft geleid tot ernstig nadeel, zoals agressief gedrag, overlast, en gevaarlijke situaties. Betrokkene kampt met een terugkerend patroon van crisismaatregelen en is ambivalent ten opzichte van vrijwillige zorg. De zorgmachtiging heeft als doel de geestelijke gezondheid te stabiliseren en verdere schade te voorkomen. De machtiging omvat onder andere verplichte medicatietoediening, medische controles, beperking van bewegingsvrijheid, en opname indien nodig.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-09-2024 (datum publicatie: 14-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6815

De rechtbank Rotterdam heeft op 26 februari 2024 een zorgmachtiging verleend voor een vrouw met een ernstige cocaïneverslaving en mogelijk PTSS. Haar verslaving beïnvloedt haar gedrag ernstig, waardoor verplichte zorg nodig aangewezen is. De advocaat betwistte de tijdigheid van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de wet in 2021 was veranderd, waardoor het verzoek alsnog werd goedgekeurd, ondanks dat de vorige machtiging was verlopen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7133

De rechtbank heeft op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en niet in staat is om vrijwillige zorg te accepteren. Betrokkene wil geen contact met zorgverleners en weigert de deur te openen voor medische onderzoek. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van ernstig nadeel, aangezien betrokkene zichzelf verwaarloost, agressief is, overlast veroorzaakt en de veiligheid van anderen in gevaar brengt. De zorgmachtiging omvat de toediening van medicatie, medische controles, andere medische handelingen, en maatregelen zoals het beperken van bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. Dit is nodig om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De machtiging is verleend voor zes maanden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7131

De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor een betrokkene met een paranoïde psychotische stoornis. De officier van justitie vroeg de voortzetting na problemen in de thuissituatie van de betrokkene, waaronder verbale agressie en gevaarlijk gedrag. Hoewel de betrokkene zich verzette en aangaf dat het beter met hem ging, oordeelde de rechtbank dat verplichte zorg nodig was om ernstig gevaar voor de betrokkene en anderen af te wenden. De machtiging omvat onder andere medicatietoediening en opname in een zorginstelling. Het verzoek om aanvullende zorg werd afgewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7130

In deze zaak heeft de rechtbank besloten om een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voort te zetten. De officier van justitie had dit verzoek ingediend vanwege het herhaalde risico op suïcide en ernstige psychische problemen van de betrokkene, die lijdt aan depressieve stemmingsstoornissen. De rechtbank acht maatregelen zoals medicatietoediening, medische controles, en opname in een zorginstelling noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7128

De rechtbank heeft besloten om een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, te verlenen voor een betrokkene, die vermoedelijk lijdt aan schizofrenie. De officier van justitie had verzocht om verplichte zorg, waaronder medicatietoediening, medische controles, en opname in een accommodatie, vanwege ernstig gedrag dat voortkomt uit de psychische stoornis. Betrokkene vertoont hallucinaties, dwaalgedrag, veroorzaakt overlast, en vertoont zorgmijdend gedrag, wat leidt tot lichamelijke en psychische schade. De rechtbank oordeelt dat betrokkene onvoldoende ziektebesef heeft en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De zorgmachtiging is verleend voor zes maanden.

Rechtbank Rotterdam, 13-09-2024 (datum publicatie: 07-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:9657

In deze zaak bij de Rechtbank Rotterdam dient een vrouw op grond van artikel 10:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) een klacht in tegen de verplichte toediening van antipsychotische medicatie (olanzapine) vanwege bijwerkingen en verzoekt zij op grond van artikel 10:11 lid 2 Wvggz om schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld door rekening te houden met haar voorkeuren en aanpassingen in de medicatie. Omdat eerdere middelen onvoldoende effect hadden, wordt het verplicht toedienen van olanzapine proportioneel beschouwd. Daarbij zijn er geen minder bezwarende alternatieven. De klacht wordt ongegrond verklaard, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7140

In deze zaak gaat het om een verzoek tot het verlengen van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Het vermoeden bestaat betrokkene aan een schizofrene stoornis en andere psychotische stoornissen lijdt. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en dus wordt de crisismaatregel verlengd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7139

De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor een jongere die aansluit op een eerdere crisismaatregel. De zorgmachtiging werd aangevraagd vanwege een psychotische stoornis, vermoedelijk verergerd door middelengebruik, waarbij betrokkene eerder agressief en onvoorspelbaar gedrag vertoonde. Hoewel betrokkene aangaf zich beter te voelen en bereid te zijn vrijwillig mee te werken aan de behandeling, oordeelde de rechtbank dat verplichte zorg noodzakelijk was vanwege het gebrek aan ziekte-inzicht en de kans dat hij zou stoppen met de medicatie zonder dwang. De verplichte zorgmaatregelen omvatten het toedienen van medicatie, beperking van bewegingsvrijheid, controle op middelengebruik, beperkingen in eigen regie, en opname in een accommodatie. De rechtbank stelde de duur van de machtiging vast op vier maanden om op termijn een mogelijke behandeling zonder verplichte zorg te kunnen overwegen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7138

De rechtbank heeft besloten om verplichte zorg toe te staan voor een vrouw met een bipolaire stoornis en verslavingsproblemen. De officier van justitie verzocht om deze zorgmachtiging voort te zetten, nadat eerder een crisismaatregel was opgelegd. Dit gebeurde op grond van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De betrokkene vertoont ernstig nadeel in de vorm van psychische schade en maatschappelijke problemen, mede door ontremd gedrag en middelengebruik. Hoewel ze momenteel haar medicatie vrijwillig inneemt, bestaat de vrees dat dit niet zo blijft vanwege beperkt ziekte-inzicht. De rechtbank verleent de verplichte zorg voor zes maanden, waaronder medicatietoediening, medische controles, toezicht op middelengebruik en opname indien nodig. Het verzoek tot permanent toezicht werd afgewezen omdat dit volgens de arts niet noodzakelijk is. De maatregelen zijn bedoeld om de gezondheid en maatschappelijke deelname van de betrokkene te stabiliseren en beschermen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7137

De rechtbank heeft een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, verleend voor een periode van vier maanden aan een persoon met psychische stoornissen, waaronder schizofrenie, een bipolaire stoornis en niet-aangeboren hersenletsel (NAH). De betrokkene ervaart psychotische symptomen en geheugenproblemen. Hij heeft te maken gehad met agressie-incidenten en beperkte vrijwillige zorgmogelijkheden. De zorgmachtiging omvat verplichte medicatie (Haldol), medische controles, bewegingsbeperkingen en eventueel opname. Deze verplichte zorg wordt als noodzakelijk en proportioneel beschouwd om ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging dient ook als "stok achter de deur" voor snelle interventie indien nodig.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7135

De rechtbank heeft een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, verleend aan een betrokkene met psychische stoornissen, waaronder autisme en vermoedelijk een psychotische stoornis. Het verzoek voor deze maatregel kwam na een crisismaatregel die volgde op conflicten thuis, waar betrokkene agressief gedrag vertoonde, onder meer bedreigingen naar zijn moeder. Dit gedrag veroorzaakte ernstige overlast en leidde tot risicovolle situaties, zoals experimenteren met gevaarlijke stoffen. De rechtbank achtte verplichte zorg noodzakelijk, omdat vrijwillige medewerking niet duurzaam leek. De zorgmachtiging geldt voor zes maanden en omvat medicatie, medische controles, beperkingen in vrijheid en opname in een zorginstelling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7136

De rechtbank heeft een zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, verleend voor een vrouw met schizofrenie, aansluitend op een eerdere crisismaatregel. De maatregel, die zes maanden duurt, is nodig vanwege ernstige psychische problemen die leiden tot zelfverwaarlozing en een vervuilde leefomgeving, wat ook de volksgezondheid bedreigt. Vrijwillige zorg wordt ontoereikend geacht. De verplichte zorg omvat medicatie, medische controles, beperkingen in bewegingsvrijheid en dagelijkse beslissingen, en opname in een zorginstelling.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-09-2024 (datum publicatie: 24-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7134

De rechtbank heeft een verzoek tot wijziging van een voortzetting van de crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie, maar werd afgewezen omdat tegelijkertijd een ander verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, die aansluit op de crisismaatregel, werd toegewezen.

Rechtbank Den Haag, 10-09-2024 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16036

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend voor een man met ernstige psychische en cognitieve problemen, waaronder schizofrenie en een alcoholverslaving. De machtiging is bedoeld als tijdelijke oplossing totdat duidelijk is welke langdurige zorg het beste aansluit. De man zal eerst worden overgeplaatst naar een locatie onder de Wet langdurige zorg om van daaruit een geschikte, meer permanente zorgplek te vinden. De zorgmachtiging geldt voor negen maanden en omvat onder andere het toedienen van medicatie, medische controles, en controle op middelengebruik. Gezien zijn alcoholverslaving is het risico op terugval hoog, daarom is verplichte zorg noodzakelijk om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft minder ingrijpende zorgopties overwogen maar acht deze onvoldoende om de situatie te stabiliseren.

Rechtbank Den Haag, 10-09-2024 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16035

De rechtbank boog zich in deze zaak over een verzoek tot schorsing van bepaalde maatregelen, namelijk: het toedienen van medicatie (penfluridol), de beperking van de bewegingsvrijheid en de opname van de verzoeker in een accommodatie. Verzoeker verzet zich tegen de verhoogde medicatiedosering en zijn gedwongen opname, omdat hij last heeft van bijwerkingen en ook zonder medicatie stabiel zou zijn. De rechtbank concludeert echter dat er onvoldoende bewijs is voor een onjuiste beoordeling door de zorgverantwoordelijke. De psychiater verklaart dat de verhoogde dosering nodig was om een psychose te behandelen die anders zou kunnen verergeren, en dat de opname noodzakelijk was vanwege de verstoorde thuissituatie. Gezien het risico op ernstig nadeel zonder deze maatregelen, wees de rechtbank het verzoek tot schorsing af.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2024 (datum publicatie: 23-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7038

De officier van justitie verzoekt in deze zaak om de voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Betrokkene is opgenomen vanwege suïcidaliteit, verward gedrag, en lichamelijke klachten. Hij heeft zichzelf niet als suïcidaal beschouwd, maar de zorgverleners maken zich zorgen over zijn gezondheid, mede door een voorgeschiedenis van suïcidepogingen. Betrokkene verzet zich tegen de opname, wil naar huis, en is bereid om ambulante zorg te ontvangen. De rechtbank oordeelt dat er ernstig nadeel voor de gezondheid van betrokkene bestaat, met name door het risico op zelfdoding. De voorgestelde zorg wordt noodzakelijk geacht, maar de rechtbank beperkt de machtiging tot vier dagen om de ambulante nazorg te organiseren.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-09-2024 (datum publicatie: 23-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:7033

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Betrokkene lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals agressie, verwaarlozing, en desorganisatie in zijn leven. Hij vertoont psychotisch gedrag en heeft een voorgeschiedenis van zelfdestructief gedrag. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, aangezien betrokkene ambivalent is ten opzichte van de behandeling en het risico bestaat dat hij de medicatie zal stoppen. De zorgmachtiging omvat onder andere toediening van medicatie, medische controles, en opname in een zorginstelling bij decompensatie. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn die hetzelfde effect zouden hebben.

Rechtbank Den Haag, 06-09-2024 (datum publicatie: 16-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16717

In deze zaak heeft verzoeker, opgenomen in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis, een klacht ingediend, zoals bedoeld in artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, tegen het toedienen van medicatie, zijn wilsonbekwaamheid en urinecontroles. Ook eist hij een second opinion en schadevergoeding op grond van artikel 10:11 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Hij betwist dat hij psychotisch is en verzet zich tegen verplichte zorg. De rechtbank oordeelt dat verzoeker een psychische stoornis heeft, waardoor verplichte medicatie noodzakelijk is. Ook wordt hij wilsonbekwaam geacht Het verzoek om een second opinion wordt afgewezen, omdat de medische beoordelingen voldoende onderbouwd zijn. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen, omdat er geen grond voor is.

Gerechtshof Amsterdam, 27-08-2024 (datum publicatie: 02-10-2024), ECLI:NL:GHAMS:2024:2551

Het Gerechtshof Amsterdam heeft uitspraak gedaan over het mentorschap van een meerderjarige betrokkene, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter had op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een externe mentor benoemd. De betrokkene verzet zich hiertegen en stelt dat het verzoek tot het instellen van mentorschap moet worden afgewezen, dan wel dat haar moeder tot mentor moet worden benoemd. Het hof oordeelt dat onvoldoende duidelijk is geworden dat er sprake is van structurele wilsonbekwaamheid. Omdat de betrokkene goed functioneert met ondersteuning van haar moeder en de hulpverlening, ziet het hof geen aanleiding om een mentor te benoemen. De eerdere beschikking van de kantonrechter wordt dan ook vernietigd.

Rechtbank Den Haag, 21-08-2024 (datum publicatie: 16-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:16720

De Rechtbank heeft een verzoek tot schorsing van verplichte medicatietoediening, zoals bedoeld in artikel 10:9 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, afgewezen. Verzoeker had bezwaar tegen de beslissing om depotmedicatie toe te dienen, maar de rechtbank oordeelde dat de psychische stoornis van verzoeker nog steeds aanwezig is, evenals psychotische symptomen. De psychiater stelde dat medicatie noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en dat er geen alternatieven zijn. De rechtbank achtte de beslissing van de behandelaars gerechtvaardigd en het schorsingsverzoek werd afgewezen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-08-2024 (datum publicatie: 03-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6559

De rechtbank heeft op grond van artikel 7:7 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een machtiging verleend voor de voortzetting van een crisismaatregel voor een cliënt die momenteel in een accommodatie verblijft. De cliënt lijdt aan een psychische stoornis op het schizofreniespectrum en dementie. Hierdoor is er sprake van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en agressief gedrag. Cliënt ontkent dat hij ziek is en stelt dat hij geen medicatie nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat de crisismaatregel noodzakelijk is om het ernstige nadeel af te wenden en verleende een machtiging voor verplichte zorg, waaronder medicatietoediening, beperking van bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie.

Rechtbank Noord-Holland, 31-07-2024 (datum publicatie: 09-10-2024), ECLI:NL:RBNHO:2024:8279

In de deze zaak werd het verzoek van de officier van justitie voor een zorgmachtiging voor betrokkene als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg afgewezen. Betrokkene heeft een ernstige psychische stoornis, namelijk een alcoholverslaving en een bipolaire stoornis. Hoewel ze erkent alcoholproblemen te hebben, is ze van mening dat ze haar verslaving onder controle heeft en in staat is zelf te bepalen welke hulp ze nodig heeft. De rechtbank oordeelde dat betrokkene wilsbekwaam is, gezien ze in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen ter zake. Hoewel de rechtbank erkent dat haar drankgebruik ernstige lichamelijke schade kan veroorzaken, zoals eerder bleek uit een ooginfectie en een heupfractuur, wordt het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen vanwege wilsbekwaam verzet.

Rechtbank Den Haag, 30-07-2024 (datum publicatie: 28-10-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:12414

Het gaat in deze zaak om het verzoek tot het verlenen van een aansluitende machtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Inhoudelijk is de rechtbank van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is vast komen te staan dat de stoornis van betrokkene op dit moment leidt tot een ernstig nadeel dat slechts door middel van de toepassing van verplichte zorg kan worden afgewend. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene goed in contact staat met haar behandelaren en dat de inzet van verplichte zorg het afgelopen half jaar niet noodzakelijk is geweest. De waarnemend arts heeft toegelicht dat de zorgmachtiging als een soort voorwaardelijke machtiging zal worden ingezet, maar dat hij niet verwacht dat de huidige bereidheid van betrokkene om in behandeling te blijven het komende half jaar zal veranderen. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van deze omstandigheden een zorgmachtiging niet gerechtvaardigd.

Rechtbank Gelderland, 24-07-2024 (datum publicatie: 16-10-2024), ECLI:NL:RBGEL:2024:7032

In deze zaak heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend ten behoeve van betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en middelenafhankelijkheid. De officier van justitie verzocht om verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Betrokkene was niet bereid om zich te laten horen, maar was wel voldoende geïnformeerd door zijn advocaat. Er werd vastgesteld dat betrokkene geen passende zorg op vrijwillige basis kreeg, waardoor verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde zorgmaatregelen proportioneel en effectief waren, en verleende een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden.

Rechtbank Rotterdam, 10-07-2024 (datum publicatie: 14-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:9816
In deze zaak buigt de rechtbank zich over een verzoek tot schadevergoeding op basis van artikel 10:12 lid 2 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De verzoeker stelt dat hij zonder geldige titel gedwongen is opgenomen tijdens twee periodes: van 18 tot 24 januari 2024 en van 6 tot 14 februari 2024. Hij eist € 100 per dag aan schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat in de eerste periode de opname vrijwillig leek te zijn op basis van verklaringen van betrokkenen, en dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen om het tegendeel aannemelijk te maken. Voor de tweede periode stelde de rechtbank echter vast dat verzoeker op 8 februari 2024 wilsonbekwaam was verklaard en dat de zorginstelling niet voldoende had onderzocht of hij vrijwillig op de gesloten afdeling verbleef. Hierdoor werd deze opname onrechtmatig bevonden voor de periode van 8 tot 13 februari 2024.De rechtbank kende verzoeker een schadevergoeding van € 600 toe voor de zes onrechtmatige dagen.

Rechtbank Midden-Nederland, 27-06-2024 (datum publicatie: 18-10-2024), ECLI:NL:RBMNE:2024:5827

De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en een autismespectrumstoornis, vanwege het risico op ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel bij anderen en maatschappelijke teloorgang. De officier van justitie had verzocht om verplichte zorg op basis van artikel 7:11 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank ging hier in mee en verleende een machtiging voor de duur van zes maanden.

Rechtbank Limburg, 30-05-2024 (datum publicatie: 15-10-2024), ECLI:NL:RBLIM:2024:2889

De rechtbank heeft op grond van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis. Het verzoek voor deze machtiging werd tijdig ingediend door de officier van justitie, ondanks bezwaren van de advocaat van de betrokkene over de termijn en twijfels over de wilsonbekwaamheid. De rechtbank oordeelt dat de betrokkene niet wilsbekwaam is, zoals bevestigd door een onafhankelijke psychiater. Omdat er geen alternatieven zijn voor vrijwillige zorg en er sprake is van een gebrek aan ziekte-inzicht, acht de rechtbank verplichte zorg noodzakelijk. De verleende machtiging omvat medicatietoediening, medische controles, bewegingsbeperkingen, en andere maatregelen om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

Rechtbank Rotterdam, 22-03-2024 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2024:9671

In deze zaak wees de rechtbank een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg af. De officier van justitie had aangevoerd dat de betrokkene wilsonbekwaam was en baseerde zich hierbij op een retrospectieve medische verklaring van de psychiater. De rechtbank vond deze verklaring onvoldoende, omdat deze enkel was gebaseerd op herinneringen en dossieronderzoek, zonder directe gesprekken met de betrokkene. Het verzoek werd daarom afgewezen.

Rechtbank Amsterdam, 30-01-2024 (datum publicatie: 30-10-2024), ECLI:NL:RBAMS:2024:6243

De rechtbank heeft een tussenbeschikking genomen in een zaak over de zorgmachtiging, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor een man die zijn diagnose betwist. Hij stelt bewust op straat te leven en vraagt om een second opinion van psychiater. De zorgverantwoordelijke wees op zijn verstoorde realiteitszin en stelt dat een second opinion alleen maar tot vertraging zou leiden. De rechtbank oordeelt dat contra-expertise nodig is vanwege de betwisting van de diagnose.

Rechtbank Rotterdam, 06-12-2023 (datum publicatie: 09-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2023:13080

De rechtbank boog zich in deze zaak over een klacht, op grond van artikel 10:7 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, tegen Stichting GGZ Westelijk Noord-Brabant en schadevergoeding op grond van artikel 10:11 lid 2 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De verzoeker vond de opgelegde verplichte zorg, zoals medicatie en opname, onterecht, omdat er alleen sprake van alcoholmisbruik zou zijn en niet van een psychische stoornis. De rechtbank verwierp dit en stelde, op basis van deskundige oordelen over zijn gevaarlijke psychische toestand, dat de verplichte zorg terecht was. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Rechtbank Rotterdam, 25-10-2023 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:RBROT:2023:13078

De rechtbank behandelde een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Verzoeker werd van 3 mei tot 31 mei 2023 zonder geldige titel opgenomen en vond dat de zorg niet mocht doorgaan na de maximale periode van twee weken. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder de wet had geschonden door de opname langer dan twee weken voort te zetten zonder een nieuwe zorgmachtiging. De rechtbank kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 80 per dag voor de onterecht verlengde opname, in totaal € 2.240. Verder werd een schadevergoeding van € 20 toegekend voor het niet tijdig verstrekken van een afschrift van de zorgbeslissing aan verzoekers advocaat, wat hem rechtsbijstand heeft ontnomen.

Medische aansprakelijkheid

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-10-2024 (datum publicatie: 10-10-2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6864

In deze zaak is een patiënt vanwege een auto-ongeval en daardoor veroorzaakte hersenschade opgenomen in het ziekenhuis. Tijdens de ziekenhuisopname werd de patiënt erg onrustig vanwege een delier en kreeg hij, om die reden, sederende medicatie en werd hij gefixeerd. Volgens de patiënt zou onder meer door te strakke en lange fixatie littekenweefsel zijn ontstaan aan de spieren in zijn onderbenen, waardoor hij blijvend invalide is geworden en pijn ervaart. De verwijten slaagden volgens de rechtbank niet. Gelet op het medisch dossier stond volgens de rechtbank niet vast dat er een causaal verband bestaat tussen de klachten die de patiënt ervaart en de fixatie die heeft plaatsgevonden. Er is ook niet gebleken dat het ziekenhuis een fout heeft gemaakt bij het fixeren. Zelfs als er een causaal verband zou bestaan tot tussen de pijnklachten aan de onderbenen en de fixatie, dan kon dit dus niet tot aansprakelijkheid leiden omdat niet is gebleken dat er een fout is gemaakt bij het fixeren.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2024 (datum publicatie: 08-10-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:6122

De appellante in deze zaak is geopereerd aan een hersentumor, waarna bestraling door radiotherapeuten volgde. Enkele maanden nadien werd bij appellante volledige blindheid geconstateerd. Er is, na een deskundigenbericht, door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de radiotherapeuten erkend dat sprake is geweest van schending van het informed consent. Tussen partijen was vervolgens in geschil of er causaal verband bestaat tussen de erkende beroepsfout en de schade van appellante (volledige blindheid). Appellante meende dat de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar het causaal verband heeft erkend, althans dat zij daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. Naar het oordeel van het hof was dit laatste inderdaad het geval, daarbij mocht er ook op worden vertrouwd dat het debat over de erkenning van de omvang van de aansprakelijkheid was afgesloten, waarna de afwikkeling van de schadevergoeding zou plaatsvinden. Deze gang van zaken was in het licht van het uitgebrachte deskundigenrapport ook niet onlogisch volgens het hof, mede gezien het gewicht dat aan zo’n rapport kan worden toegekend.

Zorgverzekeringswet

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:GHARL:2024:6525

Medisch specialistische zorg. Stand wetenschap en praktijk. In deze zaak leed een patiënte aan een naar de lever gemetastaseerde neuro-endocriene tumor. Zij heeft in het buitenland een Transarteriële chemo-embolisatie-behandeling (TACE-behandeling) ondergaan en vorderde de kosten van de behandeling van haar zorgverzekeraar. Volgens de zorgverzekeraar was niet voldaan aan de voorwaarden waaronder een TACE-behandeling door de zorgverzekering wordt gedekt. Het hof volgde evenals de rechtbank dit standpunt van de zorgverzekeraar. Zo was volgens het hof weliswaar sprake van de vereiste ‘salvagesetting’, maar kon het hof niet vaststellen dat er sprake was van een ‘functionerende tumor’ en was voor het hof in voldoende mate komen vast te staan dat de patiënte wegens haar slechte nierfunctie niet voor een TACE-behandeling in aanmerking kwam. Daarnaast was ter voorbereiding op de in Duitsland ondergane TACE-behandeling onvoldoende onderzocht of er sprake was van een functionerende tumor. Aan de voorwaarden voor een TACE-behandeling was daarom niet voldaan en de TACE-behandeling was dus niet overeenkomstig de wetenschap en praktijk uitgevoerd. De vordering van de patiënte werd afgewezen.

Hoge Raad, 11-10-2024 (datum publicatie: 11-10-2024), ECLI:NL:HR:2024:1416

Plegen te bieden-criterium. Deze zaak ging over de vraag of een Nederlandse verzekerde aan wie in het buitenland geneeskundige zorg was verleend met toepassing van een aldaar toegelaten geneesmiddel, op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) recht heeft op vergoeding van de kosten daarvan. De Hoge Raad ging daarbij onder meer in op de uitleg van art. 2.4 Besluit zorgverzekering (Bzv) en de betekenis van het ontbreken van een handelsvergunning als bedoeld in art. 35 Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Volgens de Hoge Raad is voor beantwoording van de vraag of een bepaalde medische behandeling behoort tot de zorg die de Nederlandse beroepsgroep pleegt te bieden, bepalend of die medische behandeling behoort tot het door deze beroepsgroep aanvaarde zorgarsenaal, ongeacht of die behandeling feitelijk in Nederland of in het buitenland wordt uitgevoerd. Daarnaast bepaalde de Hoge Raad dat uit art. 35 lid 4 Wmg en de toelichting daarop volgt dat de regels over tariefregulering van de Wmg geen afbreuk doen aan de rechten van de betrokken patiënt of verzekerde. Een zorgverzekeraar kan zijn verzekerde dus niet tegenwerpen dat vergoeding van het voor diens behandeling in rekening gebrachte tarief in strijd zou komen met art. 35 lid 3 Wmg.

Rechtbank Noord-Nederland, 02-10-2024 (datum publicatie: 04-10-2024), ECLI:NL:RBNNE:2024:3904

Farmaceutische zorg. Magistrale bereiding. In deze zaak vorderde een apotheek (in kort geding) vergoeding door zorgverzekeraars van het magistraal bereide medicijn dexamfetamine retard. In het kort geding was onvoldoende aannemelijk geworden dat de apotheek in de bodemprocedure zal slagen in het bewijs van haar stelling dat dexamfetamine retard aan de stand van de wetenschap en praktijk voldoet. De voorzieningenrechter was voorshands van oordeel dat de vraag aan de orde was of de behandeling met dexamfetamine retard meerwaarde heeft ten opzichte van de "goudenstandaardbehandeling", te weten in dit geval dexamfetamine (Tentin). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het op de weg van de apotheek gelegen om voldoende aannemelijk te maken dat sprake is van een "meerwaarde”. De vordering is afgewezen.

Gerechtshof Amsterdam, 24-09-2024 (datum publicatie: 29-10-2024), ECLI:NL:GHAMS:2024:2675

Medisch specialistische revalidatiezorg. Machtigingsvereiste. Tussen een zorgverzekeraar en een niet-gecontracteerde zorgaanbieder van medisch-specialistische revalidatiezorg (MSR) was een geschil ontstaan over de beoordeling door zorgverzekeraar van machtigingsaanvragen van de zorgaanbieder. In een kort geding was aan zorgverzekeraar een ordemaatregel opgelegd, inhoudende dat deze een machtigingsaanvraag van de zorgaanbieder niet mag afwijzen dan nadat zij zorgaanbieder in een mondeling (telefonisch of fysiek) gesprek heeft uitgenodigd een toelichting te geven op de volgens de zorgverzekeraar ontoereikende machtigingsaanvraag en de zorgaanbieder in staat heeft gesteld de ontbrekende informatie te geven, waarbij zij duidelijk motiveert waarom de eerder verstrekte informatie niet voldoet. De zorgverzekeraar vorderde in de onderhavige procedure een - in hoger beroep gewijzigde - verklaring voor recht dat zij niet verplicht is tot het voeren van dit mondeling overleg, althans dat het niet voeren van dat overleg niet onrechtmatig is jegens de zorgaanbieder, althans dat deze verplichting geen wettelijke basis kent. Het hof kwam tot de conclusie dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen omdat de in hoger beroep geformuleerde verklaringen in hun algemeenheid niet juist zijn.

Medezeggenschap

Gerechtshof Amsterdam, 05-09-2024 (datum publicatie: 07-10-2024), ECLI:NL:GHAMS:2024:2748

Een zorginstelling die is voortgekomen uit de fusies van meerdere zorginstellingen wil de drie ondernemingsraden en centrale ondernemingsraad vervangen door één ondernemingsraad. De centrale ondernemingsraad adviseert negatief over het voorgenomen bestuursbesluit Herijking aansturingsmodel. Nadat het bestuur van de zorginstelling heeft besloten tot Herijking aansturingsmodel, stapt de centrale ondernemingsraad naar de Ondernemingskamer en betoogt dat zorginstelling niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen. De Ondernemingskamer oordeelt dat de door de centrale ondernemingsraad aangevoerde feiten en omstandigheden, ieder afzonderlijk dan wel in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot het oordeel dat de zorginstelling niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. De verzoeken zullen worden afgewezen.

Vastgoed

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-10-2024 (datum publicatie: 31-10-2024), ECLI:NL:GHSHE:2024:3059

Huurders zijn verplicht bij het aangaan van de huurovereenkomst ook een overeenkomst met Surplus te sluiten voor zorg/prestaties. Huurders betalen daarvoor een maandelijkse vergoeding van € 175,-. Zij stellen dat dit een onredelijk voordeel oplevert in de zin van art. 7:264 BW. Het hof overweegt daarentegen dat de zorg/prestaties die Surplus levert voldoende duidelijk in de overeenkomst zijn omgeschreven en niet uitsluitend het belang van de verhuurder dienen. Het zijn allemaal voorzieningen die naar hun aard ten dienste staan aan de huurders en die niet horen bij een normale woningexploitatie. Dat in de praktijk niet alle huurders belang hebben bij alle overeengekomen voorzieningen, doet daaraan niet af. Het staat de verhuurder als eigenaar van het complex en verhuurder vrij om ervoor te kiezen het complex te verhuren aan ouderen en daarbij de afname van de in de overeenkomst opgenomen componenten verplicht te stellen omdat ouderen daaraan (doorgaans) behoefte (kunnen gaan) hebben.

Btw

Verzoek aan het Hof van Jutsitie EU, C-513/24 (CURIA - Case information)
Door de Tsjechische Belastingdienst zijn vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. De vraag ziet op de beoordeling of kosten van een ziekenhuis kwalificeren als algemene kosten waardoor de btw op deze kosten pro rata aftrekbaar is. Het ziekenhuis betoogt dat zij btw-belaste opbrengsten (klinische trials, uitleen van personeel, ed.) alleen kan verrichten vanuit een instellingen met de voor het verrichten van de zorg vereiste vergunningen. Hierdoor bestaat een verband tussen de btw-belaste en btw-vrijgestelde activiteiten en is de btw op kosten die worden gemaakt pro rata aftrekbaar. De Belastingdienst vindt het gestelde verband te ver verwijderd en merkt diverse kosten niet aan als algemene kosten. De uitspraak in deze zaak kan impact hebben op de kwalificatie van kosten in uw instelling, mogelijk biedt de uitspraak straks meer of juist minder ruimte om btw op kosten pro rata in aftrek te brengen. Wanneer de uitspraak wordt verwacht is nog niet bekend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 september 2024 (datum publicatie 3 oktober 2024), ECLI:NL:RBZWB:2024:6498

Een zaak over een belanghebbende die een hospice (bijna-thuis-huis) aan het realiseren is. Gedurende de realisatiefase is btw in aftrek gebracht vanuit het standpunt dat de ter beschikking stelling van de gestoffeerde en gemeubileerde gastenkamers voor maximaal drie maanden een btw-belaste prestatie is. De inspecteur stelt dat sprake is van één samengestelde prestatie die kwalificeert als het verlenen van zorg met verblijf. Het gaat de gasten van het hospice niet primair om de verhuur van de gastenkamers.

De rechtbank beslist dat: de wezenlijke kenmerken van de door belanghebbende verrichte prestatie bestaan uit het verlenen van zorg aan de gasten in bredere zin zoals emotionele ondersteuning door vrijwilligers en het coördineren van de aan de gasten door derden te verlenen zorg in combinatie met tijdelijke huisvesting.

Er is dus geen sprake van btw-belaste short-stay verhuur. Er is ook geen sprake van een medische vrijstelling gelet op de voorwaarden die hiervoor gelden, wel wordt naar de mening van de rechtbank voldaan aan de voorwaarden voor de sociaal culturele vrijstelling. Nu de prestaties zijn vrijgesteld bestaat geen recht op aftrek van btw op de realisatiekosten. De afgelopen periode zijn diverse zaken geweest waarbij over de btw-kwalificatie van prestaties van een hospice is beslist, in vrijwel alle zaken wordt geoordeeld dat een btw-vrijstelling van toepassing is.

Gerelateerd

Zorginkoop en contractering Patiënt en kwaliteit Samenwerking en governance Toekomstbestendige zorg

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in oktober 2024 (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Jerrold Considine

Last Updated:

Views: 5820

Rating: 4.8 / 5 (58 voted)

Reviews: 81% of readers found this page helpful

Author information

Name: Jerrold Considine

Birthday: 1993-11-03

Address: Suite 447 3463 Marybelle Circles, New Marlin, AL 20765

Phone: +5816749283868

Job: Sales Executive

Hobby: Air sports, Sand art, Electronics, LARPing, Baseball, Book restoration, Puzzles

Introduction: My name is Jerrold Considine, I am a combative, cheerful, encouraging, happy, enthusiastic, funny, kind person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.